Literatuurstudie – paper (deel 1)

Literatuurstudie – paper

(Deel 1)

In september ben ik begonnen aan de studie Master Leren & Innoveren aan de Fontys in Eindhoven. In het eerste leerarrangement komen allerlei leertheorieën en onderwijsthema’s aanbod. Dit leerarrangement wordt afgesloten met een literatuurstudie in de vorm van een paper.

Academisch schrijven is helemaal nieuw voor mij en de Nederlandse taal is sowieso niet echt mijn sterkste punt. Ik zag hier enorm tegen op. Mijn startfase duurde langer dan bij mijn collega-studenten. Ik heb hierdoor heel veel literatuur gelezen, dat kon ik namelijk wel. Maar echt heel veel; voor een voldoende waren slechts 10 peer-reviewed artikelen nodig, voor een goed 15. Ik bijna 40 peer-reviewed artikelen gelezen.
Om te schrijven is het handig dat je weet waarover je gaat schrijven, dat had ik wel bereikt voor ik aan mijn theoretisch kader begon. Richting is minstens zo belangrijk. Mijn context, probleemanalyse en onderzoeksvraag kregen maar geen vorm. De onderzoeksvraag heb ik op 22 december nog aangepast.

De deadline was 6 januari. Op 4 januari heb ik het laatste stuk geschreven. Op 5 januari alleen na gelezen en ingeleverd.

Vandaag, 20 januari, heb ik het resultaat teruggekregen. Ik moet 3 dingen aanpassen, het is nog niet voldoende. Maar uit de beoordeling komen ook bijzondere dingen naar voren:

  • Probleemstelling: GOED.
    Ik hoopte dat dit onderdeel voldoende was, ik heb hier zo veel tijd aan besteed dat ik er heel onzeker over werd.
  • Relatie onderzoeksvraag met probleemstelling: GOED.
    Echt?? Ik heb mijn onderzoeksvraag op het eind nog aangepast.
  • Daarnaast was de structuur logisch opgezet en worden de relaties vanuit de literatuur in een lopend verhaal met elkaar in verband gebracht.

Er zijn wel nog drie dingen die ik moet aanpassen. Ik heb bijvoorbeeld één kernconcept niet toegelicht vanuit de literatuur (oeps). Dit betekent dat ik dit toe moet voegen aan mijn theoretisch kader en ik moet mijn conclusie aanpassen om de onderzoeksvraag volledig te beantwoorden. Daarnaast moet ik explicieter zijn wat de consequenties zijn voor mijn praktijksituatie.

Gelukkig heb ik al een idee hoe ik dit kan doen, ik heb meer dan genoeg hierover gelezen.

Voordat ik hier aan begin, heb ik aan mijn beoordelaar nog een paar feedbackvragen:

  • Mag ik in de herkansing met een toevoegen over de 6000 worden heen? (Ik denk dat ik het antwoord al weet…)
  • Begrijp ik het goed dat wanneer ik het laatste kernconcept toevoeg en vanuit het theoretisch kader een conclusie formuleer dat beide onderdelen dan voldoende zijn?

| Leraar & lerarenopleider natuurkunde | Trainer toetsrevolutie |