Mijn #toetsrevolutie (9 – 13 januari)

In de kerstvakantie heb ik eindelijk De Toetsrevolutie uitgelezen. Veel voorbeelden, adviezen en onderbouwing. Wat neem ik mee in mijn lessen? Een overzicht van deze week.

Mijn #toetsrevolutie (9 – 13 januari)

#toetsrevolutieHet boek Cijfers geven werkt niet heeft mij drie jaar geleden doen nadenken over hoe ik les geef. Ik werk graag met exit tickets, ik geef willekeurige beurten wanneer ik de klas een vraag stel, bij sommige hoofdstukken bied ik leerlingen de optie om wat geleerd is op een andere manier aan te tonen dan met een toets, en bij grote opdrachten zet ik peerfeedback in. Ik ben ook tot het inzicht gekomen dat ik sommige dingen juist niet zo sterk aanpak, of dat het soms nog beter kan.

Onmiddelijke feedback

Ik ben helemaal fan van het hoofdstuk van Ed van den Berg (pp. 17-34) en ik heb deze week twee belangrijke punten uit dit hoofdstuk meegenomen in mijn lessen.#toetsrevolutie
Ik gebruik regelmatig uitleg-video’s, zodat ik in de les meer tijd heb voor contact met de leerlingen. Op zich is dat best sterk, veel ruimte voor feedback en scaffolding, maar ik laat ook een kans liggen. Hoe weet ik of de instructie begrepen wordt. Behalve dat leraren een zesde zintuig ontwikkelen waarmee ze -tijdens klassikale uitleg- aanvoelen of leerlingen het begrijpen, zijn er allerlei kansen waarmee je bij alle leerlingen met zekerheid kunt toetsen of ze het begrijpen. Ed van den Berg geeft een aantal voorbeelden (o.a. voor natuurkunde) waarbij leerlingen hun begrip toe moeten passen door te tekenen. Het voordeel hieraan is dat een leraar die rondloopt in één oog opslag kan zien of het begrepen wordt. Als je dan ook echt goede opdrachten geeft waarbij veel voorkomende misconcepties getoetst worden – is klassikale instructie een formatieve goudmijn.

Twee voorbeelden die ik deze week heb toegepast:

geluidstrillingen
Geluid – 4 vmbo-TL
Maandag na de vakantie, herhaling bij het thema geluid, drie dagen voor een summatieve toets. Leerlingen kregen een werkblad met vier oscilloscoop-schermen.
Opdracht 1: Teken, één volledige trilling.
Hierbij waren er drie antwoorden: een halve trilling (veel voorkomende misconceptie) een volledige trilling die eerst naar boven gaat en daarna naar beneden, en een volledige trilling die eerst naar beneden gaat en daarna naar boven. Wat er vanzelf gebeurde was dat leerlingen met elkaar gingen discussiëren.
Opdracht 2: Teken in het tweede scherm een trilling die hoger is dan de eerste trilling.
Hier worden veel fouten gemaakt. Hier toets ik het inzicht dat de trillingstijd van een hogere toon korter is en of ze begrijpen hoe een oscilloscoop scherm werkt.
Opdracht 3: Teken een toon die dezelfde toonhoogte heeft, maar zachter klinkt.
De leerlingen kunnen nu laten zien dat ze begrijpen hoe je toonhoogte tekent en wat de verticale as op een oscilloscoop betekent.

Na de derde opdracht hebben de leerlingen geen fouten meer gemaakt, nu hopen dat het beklijft.

Kleurcode van weerstanden – 3 vmbo-TL
Eén A4’tje met vier grote koppen tekst: Weerstand 1, weerstand 2, weerstand 3 en weerstand 4.
Weerstand 1. De eerste opdracht was een eenvoudige opdracht (met ruimte voor een kleine misconceptie) waarbij leerlingen van een kleurcode moesten vertalen naar een weerstandwaarde.
Weerstand 2. Nu moeten de leerlingen een weerstandwaarde vertalen naar een kleurcode.
Weerstand 3. Hierbij toets ik de eerste misconceptie – ring 3 – het aantal nullen. Ze moeten 0 nullen opschrijven.
Weerstand 4. Op dit punt hadden de leerlingen het door.

Ook in klas 3 was het opvallend dat een werkblad vanzelf leidt tot gesprekken en uitleg tussen leerlingen onderling.

Mijn fout quizjes

Bij het Flipped Classroom-model is de uitleg-video huiswerk. En huiswerk… wordt niet altijd gedaan. Om te controleren gebruikte ik al vanaf 2013 een korte online quiz om te toetsen of de leerlingen gekeken hebben en of ze het begrepen hebben. Dit kon ik gebruiken om te differentiëren. Klinkt goed he? Maar leerlingen vulden soms gewoon wat meerkeuze antwoorden in, dan lijkt het of ze hun “huiswerk” gedaan hebben, maar ik heb nog geen goed beeld. Daarnaast is de valkuil voor mij als leraar om bij een snel meerkeuze-quizje slechts reproductie vragen te stellen, die (a) nog in het kortetermijngeheugen zitten, en (b) op te zoeken zijn en geen echt begrip meten.
Maar ook bij de Kahoot-quizjes die ik wel eens gebruik aan het eind van de les, zet ik niet handig in. Ik heb wat beter nagedacht over de vragen, maar Ed van den Berg legt uit hoe je met resultaten om moet gaan: het gaat niet om welke leerlingen de beste zijn – het gaat ook niet om de juiste antwoorden – het gaat juist om de verkeerde antwoorden! Wordt er heel vaak één verkeerd antwoord gegeven?? Interessant!!! Ga in discussie, waarom kiezen leerlingen hiervoor? Dan is het einde van de les niet handig.

Kwaliteitscriteria begrijpen

Iets anders wat ik deze week heb toegepast is de tijd nemen om te kijken wat de doelen en kwaliteitscriteria zijn bij een praktische opdracht. De opdracht was al eerder gegeven, met de kerndoelen uit het examenprogramma, maar in deze les hebben we discussieert over deze doelen en wat dat betekent voor de criteria en we hebben drie verschillende producten (twee verslagen en een video) vergeleken. Deze producten verschilden van kwaliteit, maar qua vorm waren ze niet makkelijk te vergelijken. Dit heeft vooraf al voor veel kwaliteitsbegrip gezorgd.

Volgende week?

Ik ga kijken of ruimte heb om peerfeedback bij de praktische opdracht structureel in te zetten, om zo het kwaliteitsbegrip nog meer te versterken. Ik ga zo veel mogelijk werken met werkbladen waarop getekend moet worden. Verder weet ik het nog niet.

| Leraar natuurkunde | vmbo-TL | 2College Jozefmavo |